Digitaal onderwijs als gelijkmaker?
Digitaal onderwijs is niet voor iedere leerling evident, maar kan op termijn wél helpen om de leerkloof te dichten, menen onderwijsexperts van KU Leuven. “Maar dan moet je de technologie inzetten om ons onderwijssysteem te herdenken.”
Sinds de coronacrisis brengen velen hun werkdagen thuis achter een computerscherm door. Tijdens de lockdown betekende dat voor multitaskende, met headsets of babyluiers knoeiende ouders ook een bijbaantje als hulpleerkracht. Ook lagere en middelbare scholieren werden immers gedwongen om de lessen een paar maanden vanachter de laptop te volgen. Het leverde een nuttig en leerrijk experiment met afstandsonderwijs op, maar was niet voor élke leerling (en ouder) even evident.
Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat de digitalisering van het onderwijs niet meteen gunstige gevolgen heeft voor de nu al gapende leerkloof. Denk maar aan jongeren uit meer kansarme gezinnen die niet altijd een eigen laptop met een goed werkende internetverbinding hebben, of die één computer moeten delen met ouders, broers en zussen. Bovendien zijn de digitale vaardigheden niet bij alle jongeren even goed aangescherpt. Niet elke leerling is bijvoorbeeld in staat om een lange tekst op de computer te lezen, of om goed om te gaan met digitale bronnen.
Er zijn gelukkig ook lichtpuntjes. Onderwijsdigitalisering kan de jongeren die het nu moeilijker hebben op een bepaald moment zelfs ten goede komen, denken onderwijsexperts van KU Leuven. Als je de toegankelijkheidsdrempel wegwerkt en ervoor zorgt dat iedereen goed online kan werken – bijvoorbeeld door als school laptops in bruikleen te geven aan de leerlingen – kan online les volgen net een manier zijn om méér gelijke kansen te creëren. De technologie die erbij komt kijken moet je volgens de onderzoekers niet inpassen in het bestaande systeem, je moet ze gebruiken om een geheel nieuwe én inclusieve leeromgeving te ontwerpen. En zo de leerkloof te dichten.
Uit onderzoek blijkt dat hoogopgeleide en welstellende ouders hun kinderen beter kunnen helpen bij taakjes of huiswerk dan laagopgeleiden of mensen zonder opleiding.
Leesplezier
Ook die laatste kan je natuurlijk niet los zien van de sociaaleconomische achtergrond van leerlingen. Onderzoek toont aan dat hoogopgeleide en welstellende ouders hun kinderen beter kunnen helpen bij taakjes of huiswerk dan laagopgeleiden of mensen zonder opleiding. Bovendien hebben kinderen met kansrijke ouders op nog veel andere punten een voorsprong. Tijdens vakanties doen ze bijvoorbeeld vaker educatieve activiteiten zoals een museumbezoek, culturele uitstap of trekken ze met pa of ma naar de lokale bibliotheek. Allemaal zaken die bijdragen tot goede schoolprestaties.
Zeker wat betreft het omgaan met tekst zijn er grote verschillen tussen kinderen, afhankelijk van de omstandigheden waarin een kind opgroeit, weten onze onderzoekers. “Kinderen uit verschillende sociale groepen worden anders opgevoed”, schrijven professor Orhan Agirdag en zijn collega Jan Elen in een opiniestuk voor Knack. “Bij hoogopgeleide en welvarende gezinnen spelen tekstuele bronnen zoals boeken een vitale rol in het opvoedingsproces. Vanaf de geboorte lezen ouders in dergelijke gezinnen voor aan hun kinderen. Thuis is er meestal een bibliotheek aan boeken die deze kinderen mee opvoeden.”
Kinderen uit sociaal kwetsbare gezinnen worden daarentegen vaker opgevoed met audiovisuele bronnen, zoals de tv of de smartphone. En dat speelt een rol bij hun prestaties in de huidige onderwijscontext. “Wanneer het onderwijs vooral gebeurt op basis van tekstuele bronnen, dan spelen kinderen uit welgestelde gezinnen een thuismatch. Zij zijn vanaf de wieg reeds vertrouwd met deze manier van onderwijzen. Kinderen uit minder welgestelde gezinnen moeten zich eerst nog aanpassen aan de manier waarop, om dan pas over te gaan op de leerinhouden.”
Daarenboven zien veel jongeren lezen eerder als een ‘schoolse opdracht’ dan als iets plezierigs. Technologisch verrijkt onderwijs, waarbij naast tekstuele ook audiovisuele bronnen een rol spelen, kan volgens de onderzoekers helpen om alle leerlingen mee te krijgen. Audiovisuele ondersteuning betekent namelijk niet dat tekst onbelangrijk wordt of minder kwalitatief voor leerlingen uit hoog opgeleide gezinnen, maar levert wél leerwinst op voor wie minder vertrouwd is met lezen.
Dat blijkt ook uit het doctoraatsonderzoek van voormalig KU Leuven-onderzoeker Margot Belet. Als experiment liet ze universiteitsstudenten zowel klassieke hoorcolleges volgen, als colleges waar YouTube-filmpjes werden vertoond. Uit de resultaten bleek dat studenten met een hogere socio-economische achtergrond beter presteerden tijdens de klassieke colleges dan studenten uit minder welgestelde gezinnen, terwijl er géén onderscheid was tussen studenten uit die twee groepen wanneer er YouTube-filmpjes werden getoond.
Met lezen zou je volgens de onderzoekers iets dergelijks kunnen proberen: leerlingen laten kennismaken met audioboeken, waardoor ze het plezier van verhalen ontdekken. En misschien grijpen ze dan ook sneller naar een gewoon boek.
Kinderen uit sociaal kwetsbare gezinnen worden vaker opgevoed met audiovisuele bronnen, zoals de tv of de smartphone, en zijn minder vertrouwd met lezen.
Iedereen gelijk
Het komt er dus op neer om technologie slim in te zetten om ongelijkheid te verkleinen. Dat is niet nieuw: leraren maken al jaren gebruik van gespecialiseerde apps en websites. Denk maar aan adaptieve software waarbij kinderen oefeningen op maat krijgen, voorleessoftware voor dyslectische leerlingen of een computerapplicatie als ‘Bednet’ – een programma waarmee zieke leerlingen vanop de laptop thuis of in het ziekenhuis de lessen in de klas live kunnen meevolgen.
Een inclusieve digitale leeromgeving kan ook helpen om de taalkloof te overbruggen, die bijvoorbeeld speelt bij jongeren met een migratieachtergrond. Samen met collega’s van UGent en VUB ontwikkelde professor Agirdag een leeromgeving voor het basisonderwijs met thema’s uit wereldoriëntatie in zeven talen. Leerlingen krijgen de leerstof in meerdere talen aangeboden, wat hun leerprestaties aanzienlijk bevordert. Je kan immers geboeid zijn door een vak als aardrijkskunde, als je de leerstof niet begrijpt omdat ze enkel in het Nederlands wordt gegeven – een taal waar je nog wat moeite mee hebt – steek je niks op.
Ook hier wint digitaal onderwijs het dus van normaal contactonderwijs. “Een leraar kan enkel instructies geven in de talen die hij of zij beheerst”, schrijven Agirdag en Eelen. “Digitale leeromgevingen zijn in principe onbeperkt in het aantal talen waarin instructies en leerinhouden aangeboden kunnen worden. Met neurale machinevertalingen kan dat zelfs bijna kosteloos gebeuren. Een echte inclusieve leeromgeving, die zich niet enkel richt op één groep van leerlingen, wordt zo denkbaar. Zo wordt de utopie van universeel design van het leren meer waarschijnlijk.”
Of digitaal langeafstandsonderwijs het ooit wint van de klassieke klassituatie is maar de vraag, maar volgens de onderzoekers moeten we de inzichten die we errond opdeden wel meenemen naar de toekomst. Of zoals ze zelf besluiten: “’Never let a good crisis go to waste‘. Het coronavirus biedt een kans om het onderwijs te verder herdenken, ook wat betreft gelijke kansen.”
Bron: https://stories.kuleuven.cloud/nl/verhalen/digitaal-onderwijs-als-gelijkmaker